Wat moet ik doen als mijn sensormeting en bloedglucosewaarde niet overeenkomen?
METING VAN DEXCOM ONE+-SYSTEEM VOOR CONTINUE GLUCOSEMONITORING EN MEETWAARDE
Of u nu Dexcom voor het eerst gebruikt of er al bekend mee bent: bekijk de productinstructies voordat u de Dexcom ONE+ gebruikt. Blijf uw BG-meter gebruiken voor behandelbeslissingen totdat u goed begrijpt hoe Dexcom werkt. Uw meter geeft één waarde weer. Als u twee keer test (met dezelfde of een andere meter), krijgt u een andere waarde te zien, en uw Dexcom ONE+ toont nog een derde waarde. Wat moet u met al die waarden doen?
De test
De glucosewaarde van de bloedglucosetest die uw arts uitvoert, is doorgaans nauwkeuriger dan die van producten die u thuis gebruikt. Zowel de meters als Dexcom ONE+ worden vergeleken met de test van die arts om de nauwkeurigheid in klinische onderzoeken te meten. Ze worden niet met elkaar vergeleken. Houd er bovendien rekening mee dat CGM-systemen de interstitiële glucose meten die vanwege fysiologische redenen enigszins afwijkt van de huidige bloedglucose. Hierdoor is het onwaarschijnlijk dat de waarde van de Dexcom ONE+-meting en die van de meter exact hetzelfde zijn. Ze moeten echter wel dichtbij elkaar liggen. Een verschil van maximaal 20 mg/dl voor metingen lager dan 70 mg/dl en tot 20% voor metingen hoger dan 70 mg/dl tussen bloedglucosemetingen en Dexcom-CGM-metingen valt binnen het medisch aanvaardbare bereik dat de norm in de branche is. Het is goed om te weten dat de vertraging het langst is bij extreme omstandigheden, zoals bij het sporten. De trendpijl is een handig hulpmiddel dat u helpt te voorspellen waar uw glucosewaarden naartoe gaan en hoe snel. Bij sensoren met optionele kalibratie raden we een kalibratie aan wanneer de verschillen tussen de 20% en 30% liggen. Als de verschillen meer dan 30% zijn, kunt u beter uw BGM gebruiken bij behandelbeslissingen.
De regel
Pas de 30/30%-regel toe door deze stappen te volgen met behulp van de onderstaande tabel:
1. Kijk in de eerste kolom en zoek de BG-meetwaarde die het dichtst bij die van u ligt.
2. Kijk in die rij of uw CGM-meting in het bereik van de tweede kolom valt.
• Als dat het geval is, behandelt u aan de hand van de waarde die ofwel afkomstig is van uw Dexcom ONE+ of uw BG-meter en het beste bij uw symptomen past.
• Als de waarde niet in het bereik valt, behandelt u niet met uw Dexcom ONE+. Gebruik in plaats daarvan de waarde van uw BG-meter.
Bijvoorbeeld: als uw BG-meetwaarde 140 mg/dl en uw CGM-meting als volgt is:
• 120 mg/dl, behandel ofwel met de Dexcom ONE+ of met uw BG-meter
• 100 mg/dl, kalibreer eventueel Dexcom ONE+, behandel met uw BG-meter en dien een verzoek voor productondersteuning in bij Dexcom als het probleem aanhoudt.
Deze tabel geeft CGM-metingen weer die binnen ± 30% van de BG-meetwaarde liggen voor BG-meetwaarden van ≥70 mg/dl en binnen ± 30 mg/dl van de
BG-meetwaarde voor BG-meetwaarden van <70 mg/dl
Tips voor vingerprikmetingen
Let op het volgende bij het gebruik van uw meter:
• Zorg ervoor dat de teststrips worden bewaard zoals aangegeven en niet verlopen zijn.
• Zorg ervoor dat uw handen schoon zijn voor de vingerprikmeting. Was uw handen grondig met water en zeep (gebruik geen handgel) en droog ze af. Test pas daarna. Er zijn momenten waarop de waarden tijdelijk niet overeenkomen, maar in de loop van de tijd komen ze waarschijnlijk dichter bij elkaar te liggen. Bijvoorbeeld:
• Eerste dag van de sensor. Bij pas geplaatste sensoren kunnen de verschillen tussen uw meetwaarde en de Dexcom ONE+-meting groter zijn. Over het algemeen komen de getallen na de eerste 24 uur dichter bij elkaar te liggen.
• Glucose verandert snel. Als uw glucose snel verandert, kan het moeilijker zijn om waarden te vergelijken. De meter en Dexcom ONE+ meten glucose uit verschillende bronnen (bloed en interstitiële vloeistof), en de bloedglucose verandert iets eerder dan de interstitiële vloeistofglucose. De getallen komen dichter bij elkaar te liggen wanneer uw glucose stabiliseert.
• Druk op de sensor. As er iets op de sensor drukt, kan dit de metingen van de Dexcom ONE+ beïnvloeden. De getallen komen dichter bij elkaar te liggen wanneer de druk wordt verlicht.
Kalibratie
Het kalibreren van uw Dexcom ONE+ is optioneel. Hierdoor zou de waarde van de CGM-metingen dichterbij de waarde van uw BG-meter moeten liggen. Kalibreer niet in deze situaties:
- Druk op de CGM: kalibreer niet als de CGM-meting onnauwkeurig lijkt vanwege druk op de CGM. De CGM zou vanzelf moeten herstellen wanneer de druk wordt ontlast.
- Onstabiele glucose: kalibratie werkt het beste wanneer uw glucose stabiel is. Wacht eventueel met kalibreren als uw glucose snel verandert. Let bij het kalibreren op het volgende:
- Wanneer u geen schone handen heeft: was uw handen met water en zeep, en droog ze goed af.
Voer binnen 5 minuten in. Voer de kalibratie uit binnen 5 minuten na een vingerprikmeting. Uw Dexcom ONE+ kalibreren met uw BG-meter (optioneel):
Ga in de app naar Instellingen > Kalibreren. Ga in de ontvanger naar Menu > Kalibreren.
Als u uw Dexcom ONE+ kalibreert met uw BG-meter, denk dan aan het volgende:
- Kalibreer in één weergaveapparaat: kalibreer in één weergaveapparaat, zelfs als u zowel de app als de ontvanger gebruikt. De CGM-sensor verstuurt kalibratiegegevens tussen beide.
- Meetwaarden: kalibreer alleen met BG-meetwaarden van 40 mg/dl tot 400 mg/dl
- Waarschuwing 'Kalibratie niet gebruikt': als u de waarschuwing 'Kalibratie niet gebruikt' te zien krijgt, voer dan nog een vingerprikmeting uit en kalibreer opnieuw.
Houd uw Dexcom ONE+-metingen een paar uur in de gaten om te bepalen wat u moet doen. Als de metingen altijd hoger (of altijd lager) zijn dan uw meetwaarden, met altijd een verschil van meer dan 30%, kunt u een verzoek voor productondersteuning indienen of contact opnemen met uw zorgverlener voor verdere assistentie.
Het is belangrijk dat u naar uw lichaam en uw symptomen luistert. Wanneer hoe u zich voelt niet overeenkomt met de CGM-metingen, of als u ergens over twijfelt, raden we aan om een bloedglucosemeting uit te voeren om de waarden te vergelijken.
MAT-1841 Rev001